Anderen afzeiken om je beter te voelen over je eigen manier van leven is van alle tijden. In het eerste hoofdstuk van De Regel worden vier soorten monniken omschreven, waarbij twee van de vier volledig door het slijk worden gehaald: ze zijn slecht, week als lood, slaaf van hun eigen begeertes en hebben een onmatige zucht tot eten. Van de twee andere groepen monniken is er een ‘de sterkste soort’ – dat zijn uiteraard de monniken van de eigen orde.
Maar tussen de verwensingen door, lees ik over vrijheid. Vrijheid die is weggelegd voor de monniken die zijn ingetreden in het klooster en leven volgens De Regel, én voor monniken die zijn uitgetreden maar nog steeds leven volgens De Regel. Zij zijn beproefd door De Regel, en met de steun van God sterk genoeg om ‘de aanvechtingen van het vlees en hun gedachten’ weerstand te bieden. Zonder God en zonder een abt die ons de weg naar hem wijst, zijn we aan de zwakte van onze eigen begeertes en verlangens overgeleverd.
Ik moet bij het lezen van dit hoofdstuk aan het programma van de Anonieme Alcoholisten denken. De eerste van de twaalf stappen is erkennen dat je machteloos stond tegenover alcohol – dat je leven stuurloos was geworden. De tweede stap is geloven dat een ‘Macht’ groter dan jezelf je gezond verstand weer kan herstellen. De derde stap is het besluit je wil en je leven over te geven in de hoede van God[i]. De anonieme alcoholisten krijgen dus ‘iets’ aangereikt dat het zelf overstijgt, want dat zelf blijkt te zwak, te zeer slaaf van de eigen grillen. Hetzelfde spreekt uit De Regel: als je je niet laat leiden door een regel en een abt, ben je overgeleverd aan de aanvechtingen van het vlees en je gedachten. Wat het gevolg is van deze wijze van leven wordt niet precies uiteengezet, maar het is duidelijk dat je niet veel goeds te wachten staat.
Is er niet een manier om met dat zelf van ons, inclusief alle zwaktes en tekortkomingen, te leven? Zonder het te onderdrukken of uit het zicht te laten verdwijnen? Word ik niet gewoon een ander soort slaaf, als ik me aan de abt en zijn regels overgeef, in plaats van aan mijn eigen begeertes en verlangens?
Over een van de twee ‘slechte’ soorten monniken staat in De Regel het volgende geschreven: ‘zij leven met zijn tweeën of drieën of zelfs alleen zonder herder, niet in de schaapstal van de Heer opgesloten, maar in die van henzelf.’ Opgesloten in de schaapstal van de heer: daarmee wordt mijn vraag over de andere soort slaaf volgens mij al beantwoord.
Ik wil best toegeven dat ik slaaf ben van mijn eigen verlangens, gedachten en gewoontes. Dat ik dus leef in mijn eigen stal. Maar is er geen mogelijkheid om niet in mijn eigen stal opgesloten te raken zonder mijn toevlucht te moeten nemen tot een andere stal (zoals de schaapstal van de heer)? Bestaat er iets als vrijheid, of zijn wij mensen niet in staat om met vrijheid om te gaan, en gedoemd tot het bouwen van stallen?[ii]
Han de Wit[iii] sprak onlangs in een lezing over vrijheid. De Wit vertelde dat we onvrij zijn doordat we ons verzetten tegen wat er is, of omdat we willen behouden wat er is. Vrijheid ligt besloten in de totale acceptatie van hoe het leven er nu bij staat. Het gaat om een helderheid van geest waarbij het handelen niet wordt bepaald door de vraag: hoe sluip ik zo pijnloos mogelijk door het leven? Maar door de vraag: hoe stel ik mijn hart open voor wat er is? Misschien is dat de weg om niet in je eigen stal opgesloten te raken: door je hart open stellen voor wat er is.
[i] Gevonden op 17-01-2010 op https://aa-nederland.nl/de-twaalf-stappen/
[ii] Ik wil niet de inruk wekken dat er iets mis is met de overgave aan iets groters dan het ‘zelf’ (wat dat groters dan ook is). Er gaat volgens mij wel iets mis als die overgave een weglopen van dit zelf is. Behalve misschien als de overgave aan het zelf alcoholisme betekent en de overgave aan God een nuchter bestaan.
[iii] Wetenschapper
die bekendheid verwierf met onderzoek naar de psychologische inzichten die in
spirituele tradities te vinden zijn. Oprichter van meditatiecentrum en auteur
van diverse boeken over (Westers) Boeddhisme.