--

De mensen komen en gaan – zij blijft

Ik ken Rotterdam Centraal als geen ander. Ik ken haar ochtenddrukte, haar avondspits, haar nachtelijke uren. De mensen komen en gaan. Zij blijft, maar ze is nooit alleen. Dinsdagmiddag, op weg naar de stationsbibliotheek, blijf ik voor haar poorten staan. Als aan de grond genageld. Wat ik voor onmogelijk had gehouden, is toch gebeurd. Ze is verlaten. In totale stilte likt ze haar wonden. Er is geen mens te bekennen. Ik blijf een tijdje staan om naar haar te kijken. Mijn hersenen hebben moeite om het station als station te herkennen nu zo veel kenmerken ontbreken. Ik word er een beetje ongemakkelijk van. Zo moet het station eruit zien als de mensheid vergaat.
 
En dan heb ik het nog niet gehad over de straten. Rotterdam is Rotterdam niet zonder het geraas van voorbij rijdende bussen en metro’s. Zonder het gekraak van de tram die lijkt te bezwijken onder de bocht naar Kruiskade. Zonder het nerveuze getringel naar de fietser die denkt er nog wel even voor langs te kunnen. Rotterdam bestaat uit gebouwen, straten en parken, maar net zo goed uit geluiden.

‘Jullie gaan zeker wel verhuizen?’ vroeg iemand me laatst. ‘Al die herrie’ (ze had mijn blogs gelezen). ‘Vast wel’, antwoord ik. ‘Maar niet vanwege de geluiden.’ Het is waar dat ik soms naar stilte verlang. Maar op het stille station en later thuis realiseer ik me dat ik ook van geluiden houd. De zachte stemmen van de buren in de achtertuin. De metro in de verte. Gerammel van een kettingkast. Een late auto, door de straat. En ’s ochtends de buurman die zijn brommer start. De buurvrouw neemt een douche. Ook vroeg op om naar hun werk te gaan. Er gaat iets geruststellends van uit. Ik stommel me een weg door het leven en het is prettig te weten dat ik dat niet alleen doe.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *