‘De dagen duren zo lang’, verzucht mevrouw D. ‘Ik houd veel van lezen, maar ik heb grootletterboeken nodig. Die haalde mijn zoon altijd uit de bibliotheek, maar ja, die is nu dicht.’
‘We hebben in huis toch ook een bibliotheekje?’ vraag ik.
‘Ook dicht’, antwoordt mevrouw D.
‘Ook dicht? Ik ga wel even kijken of ik iets kan doen.’
Ik wend me tot een collega: ‘ik kan toch wel even een paar boeken pakken voor mevrouw D.?’
De bewuste collega kijkt alsof ik gevraagd heb of ik een graai uit de medicijnkast mag doen: ‘dat doen de vrijwilligers altijd.’
Ik knik. ‘Maar die zijn er nu niet’ (vrijwilligers zijn momenteel, net als bezoek, niet welkom in het verpleeghuis).
‘Er zit een systeem in’, vervolgt de collega.
‘Een systeem?’
‘Ja, dat kennen zij alleen, geloof ik.’
Ik knik weer.
In tijden van corona wordt de zorg overspoeld met ethische dilemma’s. Mag je een 80’er van de beademing halen om ruimte te maken voor een 30’er? Mag je een verpleeghuisbewoner verbieden haar man te zien, die buiten het verpleeghuis woont? Mag je het bibliotheeksysteem overhoop halen om een bewoner van boeken te voorzien?
Vorige week schreef ik dat het in mijn hoofd niet per se stiller is nu mijn agenda bijna leeg is. Deze week ontdekte ik dat mijn kop, naast een hoop onzin, gevuld is met vragen als: wat is het juiste om te doen? Of, terugkijkend, heb ik het wel goed gedaan?
Regel voor monniken biedt duidelijke aanwijzingen over de omgang met dergelijke vragen: je legt ze aan de abt voor. De abt oordeelt wat hem het nuttigst voorkomt, uiteraard met de vreze Gods en inachtneming van de Regel. De broeders hoeven vervolgens alleen maar in nederigheid te gehoorzamen. Maar waar vind je antwoorden zonder abt? Hoe kom je af van de eeuwige twijfel? Van de last het goede te willen doen, maar niet te weten wat het goede is?
Een interview met Ignaas Devisch (hoogleraar medische filosofie en ethiek) geeft mij een aanwijzing*. Devisch stelt dat je het nooit helemaal goed kan doen. Devisch: ‘wat je ook kiest, het blijft altijd een last. (…) Je zult altijd iets doen wat je eigenlijk niet kunt rechtvaardigen. (…) Je zult achterblijven met het gevoel dat je tekort bent geschoten, dat je niet louter goed handelde.’ Ik vind het een geruststellend idee. Het ontslaat je van de onmogelijke opgave het juiste te bepalen en te doen.
Maakt het dan niet meer uit wat je doet? Zeker wel. Ik stel, net als Devisch, dat het belangrijk is de grote vragen in al hun onmogelijkheden te onderzoeken. Laten we dus terugkeren naar mevrouw D. en haar verlangen naar een stapel boeken om de saaie dagen door te komen. Wie zijn de betrokkenen? Dat zijn mevrouw D. en de vrijwilligers. Wat staat er voor hen op het spel? Plezier en tijdsbesteding voor mevrouw D. en orde of controle voor de vrijwilligers. Dan komt het erop aan te wegen: wat is op dit moment van groter belang? Het systeem van de vrijwilligers of het plezier van mevrouw D. (die we al zoveel hebben afgenomen in deze crisistijd)? Ik geloof dat mijn weging al duidelijk is. De balans slaat uit naar het plezier van mevrouw D. Een laatste stap is bedenken hoe je de mogelijke schade zo veel mogelijk kan beperken, bijvoorbeeld door de ‘geleende’ boeken op dezelfde plaats terug te zetten om het systeem niet te verstoren.**
Rustig, zonder knagende gevoelens van tekortschieten, in het volle besef van de onmogelijkheid van het ‘louter goede’, wetende dat ik de één help en de ander schaad, begeef ik me op weg naar de bibliotheek. Mevrouw D. was nog nooit zo blij met een stapel streekromans. Wanneer ik haar kamer verlaat bedenk ik dat ik vergeten ben de plekken te markeren waar de streekromans stonden. Ben ik even blij dat het juiste niet bestaat.
*Gevonden op 14-05-2020 op filosofie.nl
** Dit zijn in vogelvlucht de stappen van een moreel beraad. Voor meer informatie over moreel beraad zie bijvoorbeeld: knmg.nl