Mevrouw S. wil dood en iedereen heeft raad. Ze moet eens lekker naar buiten gaan, aan de activiteiten deelnemen, onder de mensen zijn. Ze moet een daglichtlamp, antidepressiva, wat leuks aan de muur. Meer eten, het overlijden van haar man loslaten, de ruzie met haar dochter bijleggen. We zijn vooralsnog vergeten aan mevrouw S. te vragen waarom ze dood wil en of wij iets voor haar kunnen betekenen.
Hoofdstuk drie van Regel voor monniken gaat over ‘raad’. Bovenstaande situatie indachtig, gaan mijn nekharen overeind staan. Als we ergens een overschot aan hebben in deze wereld… De goedbedoelde adviezen vliegen je om de oren. ‘Kijk maar wat je ermee doet!’ Miljoenen antwoorden op vragen die nooit zijn gesteld.
Maar hoofdstuk drie gaat over een andere vorm van raadgeven en is het bewijs dat een eeuwenoude tekst een bron van wijsheid kan zijn. Er wordt een aantal begrippen naar voren gebracht die in onze tijd en cultuur een smerige bijsmaak hebben gekregen. Wat mij betreft is het tijd voor een comeback. Ik heb het over nederigheid en onderdanigheid, over níet hardnekkig de eigen inzichten verdedigen en níet de neiging van het eigen hart volgen. Zeker nederigheid en onderdanigheid associëren we doorgaans met onderdrukking, overheersing en minderwaardigheid. En vasthouden aan je eigen inzichten wordt gezien als sterk en standvastig. Je eigen hart volgen is misschien wel onze grootste opdracht geworden. We moeten in onze kracht gaan staan, ons niets van anderen aantrekken en lekker ons moment pakken. Precies daarom schieten we met beraden of overleggen vaak weinig op, of het nu gaat om een officiële vergadering of een gesprek in de rij bij de supermarkt. We willen ons uitdrukken, profileren, ons standpunt verdedigen. De hekken rond je eigen overtuigingen neerhalen en je openstellen voor de visie van een ander, doen alleen mensen die onzeker zijn. Mensen die niet in hun eigen waarheid durven geloven. Overleggen gaan vooral over de bevestiging van de aanwezige identiteiten, niet over de kwestie die aanleiding was voor het samenzijn.
Hoofdstuk drie laat zien dat een beraad je verder kan helpen, zeker als het gaat om moeilijke kwesties. Door samen te komen en naar elkaar te luisteren kan het eigen denkproces verdiept worden en een weloverwogen beslissing genomen worden. Daarbij is het dus van het grootste belang om niet blind het eigen standpunt te verdedigen, maar de eigen visie bescheiden aan de man te brengen, om vervolgens te luisteren naar de andere aanwezigen. Benedictus benadrukt ook het belang om iedereen te horen, en dus niet alleen degene die altijd het hoogste woord heeft (zie je hem of haar voor je?), of de ‘hoogste’ positie bekleedt.
Misschien, als we op deze manier samen zouden kunnen komen en ruimte konden maken voor elkaar, zouden we ook een eind kunnen maken aan onze collectieve hekel aan vergaderen.