Het schemert nog wanneer ik het verpleeghuis binnen ga. Gedachteloos hang ik mijn jas op. Ik loop naar mijn postvak en word me dan pas bewust van waar ik ben. Hoe ben ik hier gekomen? Gewoon net als anders natuurlijk. Metro, bus, fiets. Maar ik kan je niet navertellen hoe de buschauffeur eruit zag, of wie er voor mij zat. Ik heb geen idee hoe de weilanden erbij lagen in de optrekkende duisternis. Er zit een gat tussen de wekker, die veel te vroeg leek af te gaan, en mijn aankomst hier. En alles wat ik verder denk is dat ik moe ben. Zo wil ik niet leven, klinkt een stem in mij. Deze uitputting die hardhandig aan de kant wordt geschoven omdat er zo veel moet, om de dag erna de nog grotere uitputting aan de kant te moeten schuiven. Het lijkt wel alsof ik aan het slaapwandelen ben. Ik doe wat ik moet doen, maar om nou te zeggen dat ik er echt bij ben? De stem verzwakt tot een vage fluistering. Ik zet mijn vermoeidheid aan de kant en buig me over het werk dat ligt te wachten. De stilte waar ik me dit jaar aan wil wijden is nu al ver te zoeken. Het is druk in mijn hoofd en druk in mijn bestaan.
Maar één ding geeft een beetje rust. Dat is mijn voornemen om iedere dag de proloog van Regel voor de monniken te lezen en ’s ochtends en ‘s avonds een moment van stilte in te lassen, met een minimum van drie minuten. Een moment waarop ik stil zit en niets doe. Het zijn geloof ik niet de Regel en de momenten van stilte die rust geven, maar eerder de toewijding aan iets wat ik mij heb voorgenomen. Iets om koste wat het kost vol te houden, als een ijkpunt, een houvast, een uitgeworpen anker. Dat het rust geeft, betekent nog niet dat het makkelijk is. Tussen mij en mijn voornemens zitten talloze stemmetjes die denken te weten wat goed voor me is en talloze patronen waar ik maar met moeite van kan afwijken. Regel voor monniken lezen, ben je gek ofzo? Je hebt de hele dag hard gewerkt, je mag nu echt wel even een aflevering van Ik Vertrek kijken. Je hebt echt even iets nodig om niet bij na te denken, gaat het door mijn hoofd. Wat voelt het heerlijk comfortabel om je te blijven wentelen in het web van je gewoontes, zelfs wanneer je diep van binnen weet dat het je goed zal doen om een aantal van die gewoontes te doorbreken. Maar met veel wilskracht lukt het me deze week, en de momenten van stilte heffen steeds even het gevoel van slaapwandelen op.
Laten wij dan eindelijk eens opstaan, vermeldt de proloog van de Regel. Het is tijd voor ons om op te staan uit de slaap. De proloog is een aansporing om de ogen en oren te openen en een stem gewaar te worden. Voor Benedictus uiteraard de stem van God. Ik herken de stem, al durf ik niet te zeggen waar hij vandaan komt. Het is de stem die je op zeldzame momenten kan vertellen wat het goede is voor jou, op dat moment. Een stem die er denk ik altijd wel is, maar te vaak wordt overstemd door het rumoer om je heen of het kabaal in je hoofd.
De proloog roept aan om niet te dralen, maar je te haasten nu het nog mogelijk is om dit alles bij het licht van dit leven te volbrengen. We moeten ons voortspoeden en datgene doen wat ons voor eeuwig ten goede zal komen. Het goede, zo blijkt uit de proloog, is het aanvaarden van de vermaningen van de liefdevolle vader of de heilige gehoorzaamheid aan Gods geboden. Dat wil zeggen: het beoefenen van gerechtigheid, de waarheid spreken in je hart, met je tong geen bedrog plegen, je naaste geen kwaad doen. Of, om kort te gaan: zoek de vrede en jaag hem na.
De proloog eindigt met een aansporing om te volharden, zowel in de leer als in het leven in het klooster. Het klooster wordt eenmaal ‘oefenschool’ genoemd. Een oefenschool voor verbetering van fouten en behoud van de liefde. Ik zou niet weten waarom het leven van alledag geen oefenschool zou kunnen zijn. Het enige is dat het leven in een klooster volledig aan de oefening is gewijd, terwijl het leven van alledag is gevuld met tal van bezigheden en verplichtingen. Om het dagelijks leven als oefenschool te willen benutten, zal je dus zelf een oefening uit moeten kiezen en de discipline op moeten brengen om ermee bezig te blijven. Een van de slotregels van deze allereerste tekst in de Regel moedigt ons aan. Houd vol, lijkt Benedictus te willen zeggen: ontvlucht niet de weg van het heil, die aanvankelijk altijd nauw is.
1. Zoek de vrede en jaag hem na. Wat geeft jou vrede of rust? Hoe kun je datgene meer in je leven toelaten?
2. Is er iets wat je al heel lang wilt, maar waar je steeds niet toe komt? Je zou een begin kunnen maken door er het komende jaar (of maand, of week) iedere dag een beetje tijd aan te besteden (al is het drie minuten per dag).
Citaten afkomstig uit: Sint Benedictus’ Regel voor monniken (1997). Vertaling door F. Vromen OSB. Slangenburg: S. Willibrordsabdij