P. vertelt me hoe moeilijk deze tijd is voor haar autistische zoon. Hij schuwt ruimte voor interpretatie en gedijt bij zwart-wit. Hij kan niets met ‘probeer sociale contacten zo veel mogelijk te beperken’. Veel te vaag. Hij wil geboden en verboden. Als het voor ons al ingewikkeld is, dan kan ik me nauwelijks voorstellen hoe het voor hem moet zijn.
Het fascineert me hoe ontwrichtend de doorbreking van onze dagelijkse routine is. Hoe verwarrend de inperkingen van onze vrijheid. Hoe verontrustend de onzekerheid. Hoe gaat het verder? Hoe lang nog? De werkelijke opgave van deze tijd is misschien niet: hoe kom ik aan mondkapjes? Maar eerder: hoe leer ik omgaan met het onbekende? Met het ongewisse, dat altijd de hartslag van het leven is, maar doorgaans keurig bedekt blijft onder onze bezigheden, volle agenda’s en maatregelen om gezond te blijven. Bedekt onder de illusie van controle. De opgave is misschien wel: hoe laat ik alles passeren, in mij en om mij heen, zonder uit balans te raken? Zonder me te verzetten of ergens aan vast te willen klampen? Wetend dat ik niet aan de touwtjes trek?
We worden inmiddels overspoeld met tips over hoe we voor onszelf moet zorgen. Zo houd je je conditie op peil! Zo geef je je dagen invulling! Zo voorkom je een scheiding! Om gek van te worden. Ik had me daarom voorgenomen om zelf niets over de crisis te schrijven en zeker niet om er lering uit te trekken. Ik heb jammerlijk gefaald. Maar het is altijd nog beter dan rollen wc-papier hamsteren.